"Jongen toch, gaat het een beetje?"
Och,
het gaat wel. Alleen een slag
in m'n wiel. Dat bloemstuk
brak m'n val.
"Ik schrok me wild. Je reed gewoon door rood!"
Nee toch? Het rode licht
ging uit en
dacht dat die groene het gewoon niet deed.
Jawel. Kijk: nu is het groen. En nu weer... Wacht, dan is dat rode
licht kapot gegaan, precies toen jij eraan kwam. Wat een pech."
Och ja, dat kan gebeuren.
"En dan geraakt worden door een
begrafenisauto."
Toevallig
ja.
"Nou, de auto is nog in orde. Wel zonde van de vergeet-me-nietjes.
En oh! De deksel is van de kist! Arme meneer Naaktgeboren. Had in zijn
leven al zoveel meegemaakt."
Het spijt
me ontzettend. Nog gecondoleerd,
mevrouw.
"Dank je."
Niemandsverdriet is de naam. Jogchem.
"Vreugdenhil. Zeg maar Lot. Als alles in orde is, moeten we
snel verder naar Rusthof Nachtwaken. Red jij het zo?"
Tja, eh... eigenlijk moest ik ook net die kant op, naar de nachtwinkel.
"Rij dan maar mee."
Komt het niet ongelegen? Goed, dan gooi ik m'n fiets
achterin. Ziet u, ik wilde net boodschappen
doen. Gewoon wat kleine dingetjes: brood, wijn, kaarsen. En ik dacht
nog aan wierook.
|