Eén keer zag
een kakkerlak. Een enkele keer maar. En ik had hem meteen te pakken.
Zo snel was hij niet. Ik raakte hem vol met m'n duim en "Krak!"
dat was
de kakkerlak. Dat dacht ik.
Maar die ene kakkerlak keert steeds weer terug om me te teisteren.
Ik zie hem overal, vooral in het donker. Even wiebelt hij, maar
merkt hij dat ik kijk, dan houdt hij zich doodstil. Langzaam buig
ik naar voren. En net als ik hem te pakken heb en weer dat heerlijke
"Krak!" verwacht, verandert hij snel in een pluisje, een blaadje
of een kruimel.
Heel soms een druif.
|