Midden in de nacht
in het pikkedonker
zoek ik mijn glas water.
Waar had ik hem gezet?
Ik had toch een nieuwe gepakt?
Dan maar het licht aan.
Helemaal uit bed.
Waar is de lichtknop?
He? Hij moet naast de deur zijn.
Waar is de deur?
Ik voel alleen de muur.
Een
hele
lange
muur.
Hij
blijft
maar
doorgaan.
Zo
groot
is
mijn
slaapkamer
niet.
Waar ben ik?
Alleen maar zwart.
Overal.
Ik laat de muur los.
en loop naar het midden van de kamer.
Voorzichtig. Ik wil nergens tegenop lopen.
Is dit het midden?
Verder.
Verder.
Waar blijft de andere kant?
Ik voel niks.
Alleen leegte.
Zwart.
Verder.
Sneller.
Steeds sneller.
Ik wil ergens tegenop lopen.
laat me in godsnaam struikelen
.
over mijn stoel
of mijn nachtkastje.
Niks.
Hoe kan dit?
En hardop: "He?"
Ik hoor mijn stem.
En dan is het direct stil.
Muisstil.
Geen echo.
Het klinkt niet hol.
ook niet als buiten.
het klinkt totaal niet.
Ik zie niets,
ik hoor niets
en er is niets
om aan te raken.
De grond.
Daar moet mijn vertrouwde tapijt zijn.
Ik buk en voel niets.
Maar waar sta ik dan op?
Ik kom weer overeind.
Mijn benen zijn gestrekt,
maar ik voel weinig verschil.
Geen gewicht.
Sta ik wel?
Ik trek mijn benen in,
maar ik ga niet omlaag.
Ik probeer te lopen,
maar ik kan mijn
voeten nergens
tegen afzetten.
Het lijkt of ik zwem.
Zwemmen.
Ik spartel, maar ik voel geen water.
Ik flapper met mijn armen.
Steeds sneller.
Zelfs de lucht voel ik niet.
Ik blaas.
Het is niet eens te horen.
Beide handen voor mijn mond.
Diep inademen.
Zo hard mogelijk blazen.
Niets.
Mijn handen.
Ze raken elkaar niet.
Alsof ze elkaar niet kunnen vinden.
Ik zwaai mijn armen voor me uit,
maar het lijkt of ze dwars
door elkaar heen bewegen.
Ik probeer mijn gezicht aan te raken,
maar mijn hoofd is onvindbaar.
Plotseling moet ik denken aan die zwerver die voor de politie probeerde te bewijzen dat hij nuchter was.
Hij kneep zijn ogen dicht en probeerde het puntje van zijn neus aan te raken.
Het was maar goed dat zijn ogen dicht waren, want hij prikte met zijn vinger recht in zijn oog. "Au".
Maar dat was gisteren.
Wat moet ik nu?
Waar ben ik?
Waar is mijn slaapkamer?
Niks.
Geen licht.
Geen geluid.
Geen lucht.
Geen zwaartekracht.
Geen lichaam.
Alleen gedachten.
Over die zwerver.
Wat was daarmee?
Iets grappigs.
Wat ook alweer?
Iets over zijn bier.
Eh...
Ik weet het niet meer.
Maar het was niet belangrijk.
Er was iets anders belangrijk.
Een probleem. Ik had een probleem.
Dat is raar.
Ik weer zeker dat ik in paniek was.
Wat was het ook alweer?
Ik weet het niet.
Denk na.
Het ligt op het puntje van mijn tong.
Nee.
Het is weg.
Ik weet dat ik ergens mee bezig was, maar ik weet bij god niet meer wat.
Gek hoor.
Misschien kan ik beter stoppen met denken.
Dan schiet het vanzelf te binnen.
Dat gaat altijd zo.
Ja, laat ik maar stoppen met denken.
Stoppen...
met...
denken.