Het instituut voor vertraagde tijdsbeleving heeft een grote wachtkamer, vol mensen voor wie het leven te snel gaat. We kijken allemaal op zodra de deur van de praktijkkamer open gaat en de jonge zuster verschijnt. Geen van ons gunt ze een blik waardig. Weg is ze. We kijken weer voor ons uit, teleurgesteld maar toch voldaan, want we weten dat geen van ons ooit aan de beurt is. Juist daarom komen we naar dit instituut, waar een uur een eeuwigheid duurt en de dood mijlen ver weg is. De rest van ons leven is oneindig. Wij, de onsterfelijken, wisselen vriendelijke glimlachjes uit en pakken weer eens een ander tijdschrift. |