De tram is laat. - Wat u zegt is waar. Wat? - U heeft het bij het juiste einde. Ja toch? - Mijn antwoord is bevestigend. Ja dus. Waarom zeg je niet gewoon ja? - Omdat dat al eens gezegd heb. Wat? - Vandaag wil ik alleen nieuwe dingen zeggen, omdat het leven al voorspelbaar genoeg is. Wat u verwachtte had ik al eens gezegd. Vandaar. Kunt u iets harder praten? Mijn gehoor is niet zo goed. - Het is mijn intentie om steeds andere formuleringen te gebruiken, voor de lol, daarom was mijn antwoord wat ongewoon. Ondertoon? - Dat is niet wat ik zei. Wat zei je dan? Ik hoorde een ondertoon. - Zojuist deed ik u uit de doeken dat ik heden ten dagen louter nieuwe zinnen maak: unieke, zonder kloon. Zieke ondertoon hè? Ik hoorde het wel. Je zit me voor de gek te houden. - Nee meneer. Nee? - Mijn antwoord is ontkennend. Zie je wel, je draait er omheen en intussen lach je stiekem om mijn handicap! - Geenszins, welnee, allerminst, nooit ofte nimmer, geen denken aan, nietes, geen haar op mijn hoofd! Had ik het dan toch verkeerd verstaan? - Vast en zeker. Neem je me niet in de maling? - ehm... nou?! - Wellicht... Aha, dus toch! - Dat zei ik alleen omdat ik alle andere woorden had opgebruikt! Ik wou dat u me kon geloven op mijn woord! - Je wou dat iemand alle doven had vermoord? Hoe durf je, lummel, je hebt de oorlog niet meegemaakt! Ploert! - Au! Pak aan! - Pijn! En daar! - Eveneens pijnlijk!
Tot zover oefening 4: probeer steeds origineel uit de hoek te komen.
Val nooit in herhaling. |